Categoriekaart van MALBERG – SPELLING STAALBOEK

Een overzicht van de categoriekaart voor spelling.

 

Uitleg categoriekaart:

  1. Hakwoord: Ik schrijf het woord zoals ik het hoor.
  2. Zingwoord: Net als bij ding dong.
  3. Luchtwoord: Korte klank + cht met de ch van lucht behalve bij hij ligt, hij legt, hij zegt.
  4. Plankwoord: Daar mag geen g tussen.
  5. Eer-oor-eur woord: eer-woord, ik schrijf ee; oor-woord, ik schrijf oo; eur-woord, ik schrijf eu; eel-woord, ik schrijf ee.
  6. Aai-ooi-oei woord: Ik hoor de j, maar ik schrijf de i.
  7. Eeuw-ieuw woord: Ik denk aan de u.
  8. Langermaakwoord: Ik hoor een t aan het eind, dus langer maken. Ik hoor of ik d of t moet schrijven. Langermaakwoord (2): Eind-b rijtje, dus langer maken. Ik hoor dat ik een b moet schrijven.
  9. Voorvoegsel: Ik hoor de u, maar ik schrijf de e.
  10. Klankgroepenwoord: Klankgroep is… Laatste klank is …Dat is een 2-tekenklank of medeklinker, dan schrijf ik het woord zoals ik het hoor.  Dat is een korte klank, dan schrijf ik de … dubbel. Dat is een lange klank, dan gum ik een stukje van de … weg.
  11. Verkleinwoord: Grondwoord is … Dat is een … woord. Dan –je, -tje, -pje erachter. Ik hoor de u, maar ik schrijf de e.
  12. Achtervoegsel –ig: Ik hoor ug, maar ik schrijf ig. Achtervoegsel –lijk: Ik hoor luk, maar ik schrijf lijk.
  13. Kilowoord: Ik hoor de ie, maar ik schrijf de i.
  14. Komma-s woord: Eerst de komma, dan de s.
  15. Centwoord: Ik hoor de s, maar ik schrijf de c.
  16. Komma-s meervoud: Meervoud en lange klank aan het eind: komma s behalve bij ee.
  17. Politiewoord: Ik hoor tsie, maar ik schrijf tie.
  18. Colawoord: Ik hoor de k, maar ik schrijf de c.
  19. Tropisch woord: Ik hoor ies, maar ik schrijf isch.
  20. Taxiwoord: Ik hoor ks, maar ik schrijf x.
  21. Chefwoord: Ik hoor sj, maar ik schrijf ch.
  22. Theewoord: Ik hoor de t, maar ik schrijf th.
  23. Caféwoord: Met een streepje op de é.
  24. Cadeauwoord: Ik hoor oo, maar ik schrijf eau.
  25. Routewoord: Ik hoor oe, maar ik schrijf ou.
  26. Garagewoord: Ik hoor zj, maar ik schrijf g.
  27. Lollywoord: Ik schrijf de Griekse y.
  28. Tremawoord: Puntjes op de …
  29. ? Militairwoord
  30. ?
  31. ?
  32. ?
  33. ?
  34. ?